Bikkel
“In groep 1 en 2 had ik dit helemaal niet”, zegt mijn zoon van zeven. Benauwd kijkt hij naar de stoeptegels, zijn hand in de mijne. Zachtjes trek ik hem met me mee. “Hoe komt dat dan?” vraag ik. “Wat is het verschil met groep 3 en 4?” “Toen waren ze nog niet zo streng”, zegt mijn zoon. “Toen mocht ik gewoon naar de wc als ik moest. En toen mocht jij elke morgen mee naar binnen.”
“Dan loop ik nu toch ook gewoon mee naar binnen?” zeg ik. “Maar dat mag niet!” roept mijn zoon met grote ogen. “Dan worden ze boos!” “Welnee”, sus ik.
Het is de derde schoolweek na de vakantie en mijn zoon is al vijf keer thuisgebleven met buikpijn. De andere dagen loopt hij huilend naar school. Als hij zijn vriendjes ziet, vermant hij zich. Maar als de bel gaat en de kinderen twee aan twee naar binnen lopen, breekt hij opnieuw.
Vorig jaar was het precies hetzelfde. Hij kon niet wennen aan groep 3. Opeens was al het speelgoed weg uit de klas. Opeens moest hij de hele dag ‘werken’ en moest hij op het schoolplein afscheid van me nemen. Hij was niet de enige die het moeilijk had. Om me heen zag ik moeders met strenge gezichten hun tegenstribbelende kinderen de rij in duwen. Ik kon dat niet.
“Je maakt het alleen maar moeilijker voor hem”, zeiden mensen. “Je moet hem niet zo gauw zijn zin geven.” “Je kunt het ook voeden!” Ik moest terugdenken aan de babytijd. “Een baby van zes weken hoort door te slapen”. “Je mag hem best laten huilen, daar wordt hij hard van”. “Je moet ze niet te veel verwennen”.
Wat is dat toch? Waarom weten we ons geen raad met kwetsbaarheid, verdriet en angst? Waarom moet je je altijd maar vermannen, sterk zijn, stoer, een ‘bikkel’?
Vandaag breek ik een lans voor alle kinderen die met pijn in hun buik naar school gaan. Voor alle ‘bikkels’, die hebben geleerd dat ze niet mogen piepen. Ik wou dat ik al jullie handen vast kon houden.